Zo klonk het ook nadat de Europese Commissie wou uitpakken met het vicevoorzitterschap voor de ’bescherming van de Europese manier van leven’. Het werd snel ’to promote’ in plaats van ’to defend’. Ja, identiteit blijft zo’n taboeonderwerp, bleek nog deze week.
Ik schreef dat ik blij was dat Vlaanderen net zoals Nederland nu ook een canon heeft. Wat is daar mis mee? Ik las dat ik terug moest op mijn ’bananenboot’. Er worden geen bananen geproduceerd in Burkina Faso en het land grenst niet aan zee. Dit voor de geografie. Terug ter zake. Hoe kan eren wie je bent als natie gezien worden als haat tegenover iemand anders?
Als kind in Burkina Faso zou ik omvergeblazen geweest zijn als iemand was komen zeggen dat wij niet fier mochten zijn. Als nieuwkomer op onbekend terrein ga je toch ook op zoek naar houvast. Naar een idee, verbondenheid en een geheel.
Het dorpje waar ik opgroeide in Burkina Faso was zo klein dat je het misschien nog niet kan vinden op Google Maps. Het was alles wat ik kende en ik was er gelukkig. Er was veel liefde maar ook geweld vanwege de tradities en omdat ik een meisje was. Naar school gaan was dus altijd een feest voor mij. Omdat ik dan kon ontsnappen aan het huishouden maar ook vanwege de pracht van de plechtigheid.
We begonnen en eindigden elke dag steevast met het Burkinese volkslied. We kenden het allemaal van buiten, iedereen zong mee. Schouder aan schouder bezongen we enthousiast de pracht van ons land, mijn land toen, Burkina Faso:
’Voor altijd de thuishaven van de democratie, waar nationale identiteit eindelijk een plaats heeft, waar onrecht de strijd heeft verloren, waar overal de oogst van vaderlandslievende dromen ligt te rijpen, in de handen van zij die bouwen aan een stralende wereld.’
Ik ken de woorden nog. We stonden rechtop, borst vooruit, handen gestrekt. We waren klein. Maar voelden ons zo groot. De kracht van de natie was ook onze kracht. We blonken van trots en voelden de verbondenheid. We waren één. Een volk.
Het lied werd geschreven door president Thomas Sankara. Hij wilde het land een ziel geven, en daar is hij geweldig goed in geslaagd. Hij heeft mijn generatie burgerschap bijgebracht. We leerden dat we in opstand konden komen voor de vrijheid. Dat woorden er toe deden.
Hij veranderde de naam Opper-Volta, een naam van de Fransen die enkel verwees naar onze geografische ligging ’boven de rivier Volta’, naar Burkina Faso. Burkina Faso betekent ’het land van de integere mensen’. Daar ben ik geboren en daar ben ik opgegroeid. Ik voelde dat de naam ook iets met mij te maken had, met elk van ons.
Het presidentschap van Sankara was van korte duur, maar in die drie jaar tijd heeft hij veel in gang gezet. Hij was een inspiratiebron voor zo veel mensen in Afrika en had een charisma dat je vandaag de dag nog zelden aantreft.
Wat maakte hem zo bijzonder? Wat maakte dat zo veel mensen naar hem opkeken? Het antwoord op die vraag lijkt té eenvoudig om waar te zijn, maar toch is het zo. Thomas Sankara was een gewone, doorsnee man. Hij deed zijn werk, hield van zijn vrouw en van zijn land en zorgde dat hij fier en integer kon leven.
Trots moest je verdienen
Zijn beleid heeft mijn kindertijd heel erg beïnvloed en de basis gelegd voor mijn politieke engagement. We leerden dat je elke dag iets moest doen, dat je niet gewoon gratis trots kon zijn op wie je was. Dat moest je verdienen. Fierheid was iets positiefs. Een identiteit gelinkt aan het land waar je woont, was iets positiefs. Met dat idee ben ik opgegroeid.
Groot is altijd mijn verbazing wanneer ik merk dat dit in Europa niet kan. Of toch veel weerstand oproept. Ik hou van het land waar ik nu woon. Ik kies ervoor om hier in Vlaanderen te wonen, om deel uit te maken van een gemeenschap als geheel.
En een gemeenschap kan niet zonder een gedeeld bewustzijn, gedeelde symbolen, een project waar we allemaal samen achter staan. Als symbolen verdwijnen, als de ziel niet getoond mag worden, wordt een volk in slaap gewiegd.
Geweld en chaos
Dat is wat er met Burkina Faso is gebeurd. Die verbondenheid is langzaam gestorven na de moord op president Thomas Sankara in 1987. Het land heeft geen kompas meer gehad. Het resultaat is geweld en chaos.
Het is een terrein geworden voor andere krachten die de leemte vullen en de bevolking treitert. De jihadisten enerzijds, de Wagner-groep en economische vampiers uit China en het Midden-Oosten anderzijds. Het wordt een samenleving in verval. Dit is wat elke natie die zichzelf niet respecteert en niet versterkt te wachten staat.
Het was geen kinderdroom om ooit mijn geboorteland achter te laten en een leven op te bouwen in Europa. Het is anders gelopen. Die keuze heb ik uiteindelijk gemaakt en ik sta er nog steeds achter. Ik sta niet met één been in Afrika en met het andere in Europa. Het verleden is voorbij en mijn hart ligt voortaan hier.
Dit is mijn land en daar ben ik trots op. Mijn hart klopt. Ik zing de Vlaamse leeuw en weet wie ik nu ben. De Vlaamse canon is geen affront maar een verbinding van mensen en tijden.
Het verhaal van Thomas Sankara zou in de canon van Burkina Faso moeten zijn. Stel je voor, wie dat tegen zou houden. Wie daar geen baat bij heeft.
Overleven
Zonder identiteit kan je als natie niet sterk zijn. Soms gaat het zelfs om overleven. Grote rijken zijn verdwenen omdat ze vergeten waren trots en groot te blijven. Cultureel zijn er anderen overgenomen om die redenen. Ik weet dat een volk zonder ziel een volk zonder kracht is.
Het is niet voor niets dat het eerste wat men deed na de moord op Sankara de vernietiging van de symbolen van de republiek was. Geen volkslied meer op school. Geen vlag meer die wappert voor elke school. Op televisie werd teruggegrepen naar het oud volkslied dat niemands hart doet kloppen. Dat oude lied over een trotse ’Volta’.
Geen passionele woorden voor het land van de integere mensen. De symbolen zijn weg. Het land is dus ook begraven, net als Thomas Sankara.
Dit was de tweeënveertigste column van Assita Kanko voor De Telegraaf.