In het boek van auteurs Laurence D’Hondt en Jean-Pierre Martin, 'Allah heeft niets te maken met mijn klas', een onderzoek naar de eenzaamheid van leraren die geconfronteerd worden met de opkomst van het islamisme op school, zijn de getuigenissen schrijnend, maar helaas niet verrassend.

Ongelovige en andersgelovigen kinderen weg

“Hoe vaak heb ik op het schoolplein niet moeten ingrijpen omdat ik hoorde roepen: ‘Vuile Belg, vuile Vlaming, vuile Pool, vuile Jood!’” getuigt een lerares in het boek. “Dat laat ik niet gebeuren. Ik grijp in of samen met collega’s. (…) Sommige kinderen smeken hun ouders om van school te veranderen.”

Meer dan tien jaar geleden heb ik zelf ook, samen met veel andere ouders, voor andere scholen gekozen voor mijn dochter wegens het agressieve gedrag van een kleine groep jegens meisjes of omdat ze moeilijk deden tijdens de zwemles.

Je zag ongelovige en andersgelovigen kinderen geleidelijk aan wegtrekken. Voor hen maar ook voor de leerkrachten was deze situatie toen al niet meer houdbaar. Het eten moest ook halal zijn voor iedereen, zelfs als je daar niet om had gevraagd.

Leerkracht bang en eenzaam

Als je leerkrachten aanspreekt tijdens ontmoetingen met familie of vrienden, hoor je telkens dezelfde verhalen. Ze zijn niet gelukkig op school. Ze zijn bang en eenzaam en worden door ouders of broers bedreigd. Als ze streng durven te zijn, horen ze dat dat ‘racistisch’ is.

School is de plek bij uitstek voor gelijkheid in de samenleving maar dit streven wordt bedreigd.

Het is niet alleen wat ouders tegen leerkrachten zeggen maar ook hoe ze omgaan met hun eigen kinderen waardoor de leerkracht de handen er steeds meer vol aan heeft. Op scholen in Brussel gaan sommige ouders zelden naar ouderavonden, ze bemoeien zich totaal niet met het schoolleven van hun kind. Het kind bestaat, dat is alles. Ze hebben zich voortgeplant en dat is alles wat ze ooit zullen doen. De overheid moet verder maar voor het kind zorgen, denken ze.

De leerkracht is weer schuldig

De gevolgen van dit slechte gedrag zijn voor de families die wél voor hun kinderen zorgen. Als je aandringt als leraar op oudercontact, hoor je niets. Als ze dan toch komen opdagen, is het maar de vraag wat het gesprek oplevert. De leerkracht gaat niet zeggen wat nodig is maar hij of zij gaat vooral proberen alle emoties te managen.

Stel dat het kind op school toegang tot ‘omstreden’ kennis en reflectie wordt aangeboden. Thuis zal het kind dit tonen. Dan is de leerkracht weer schuldig omdat deze gedachten voor de ouders niet acceptabel zijn.
Dit onderwerp is te lang taboe gebleven en mensen die erover praten binnen of buiten het onderwijs worden bedreigd. Het feit dat ze bedreigd worden mag je ook niet bespreken. Want je doet dan aan haatzaaien. Omdat je goed onderwijs wilt voor alle kinderen.

‘Niet over Allah praten’

Je mag niet over Allah praten, zeggen ze dan. Wie zegt dat? Normale jongeren die we elke dag tegenkomen in de tram of de metro. Ze zijn boos omdat het publieke debat zich wil bemoeien met hoe zij omgaan met de rechtsstaat. Waarom lijkt het voor deze mensen goed en zelfs nuttig om een gesprek te verbieden over een maatschappelijk probleem?

Omdat ze het gewend zijn dat wij doen wat zij willen. Ze leggen hun geloof en gewoontes op aan de samenleving en dat wordt geaccepteerd. Omdat een groot deel van de politiek - en ook van de media - zich jarenlang heeft aangepast aan de eisen van het brutale islamitische conservatisme. Keer op keer. Daarom zijn die jongeren de baas geworden, op straat, op school, overal waar zij zich vertonen. Ik denk dat dit niet nieuw is.

We kunnen als samenleving de ogen niet sluiten als leerkrachten bang zijn om les te geven, om kinderen te doen denken. Het zijn de democratische rechtsstaat en het recht van ieder kind op goed onderwijs die serieus bedreigd worden. Het zijn de fundamenten van onze samenleving die afbrokkelen. Hoelang willen we dit blijven accepteren?

Deze column verscheen op 30 november 2024 in De Telegraaf