Ik was zeven. We zaten in de keuken, de enige plek waar ik mijn jonge moeder kon vinden. Haar ogen rood door de rook van het houtvuur waarop het middageten als een minivulkaan in de ketel stond te pruttelen. Ze hoestte, legde haar paan goed en wakkerde het vuur aan. Trots hield ik mijn nieuwe lei en een pijpje krijt vast, geen stukje, een heel pijpje wit krijt. Terwijl ze een blikje openmaakte, zei ze me de woorden 'la boîte' op te schrijven. Snel schreef ik 'la bâte' op. Tevreden zwaaide ik met de lei. Ze kogelde me neer met haar blik, ik las er teleurstelling in, maar ook nog een vleugje hoop. 'Nee, Assita, je moet “boîte” schrijven', herhaalde ze, en articuleerde 'une boîte'. Was mijn lei misschien vuil? Wat had ik fout gedaan? Had moeder soms een bril nodig? Ik wreef de lei blinkend schoon en schreef opnieuw, in mijn mooiste handschrift: 'Une bâte.' Ditmaal keek ze me minder lang aan: 'Assita, denk even na', zei ze alleen. Mijn moeder, die zo snel mogelijk wilde ontsnappen aan de hel waartoe ze door haar status van vrouw al zo lang veroordeeld was, dwong me áltijd om na te denken. Ik zou de keuken niet verlaten voordat ik de fout niet meer maakte.
Keer op keer schreef ik 'bâte' en hoe ik ook huilde, snotterde, smeekte, schreeuwde, het haalde allemaal niets uit. Moeder bleef onvermurwbaar. Uiteindelijk kwam mijn vader me redden. Als onderwijzer had hij een betere pedagogische aanpak, maar hij was te tolerant. Toen ik er op het eind eindelijk in was geslaagd 'boîte' correct te schrijven, liet ik mijn lei eerst aan mijn moeder zien. Ze was niet onder de indruk en had meer van me verwacht.
In elke taal heb je woorden die een kind nachtmerries bezorgen. Het is al te makkelijk daar steeds excuses voor te vinden. Je kunt ook besluiten vooruitgang te boeken. 'Hard werken en volhouden', dat wilde moeder van ons. We kenden de regeltjes die ons moesten helpen foutloos te schrijven. Moeder weigerde elk excuus, ze had een hekel aan middelmatigheid. Ze wilde ons een ander lot schenken dan dat van haar, een betere toekomst. We ‐ waren niet rijk, maar we hadden zelfrespect. Mijn ouders hebben me van kinds af aan hun dierbaarste raad gegeven: 'Denk na.'
Ik heb de indruk dat we vandaag massaal hebben besloten niet meer na te denken. Zelfs de spraakkunst is te moeilijk geworden, we kunnen die maar beter opgeven. Als ik hoor zeggen dat bepaalde grammaticale regels opgedoekt moeten worden, omdat ze te ingewikkeld zouden zijn, vraag ik me af waarom je die knieval zou doen voor de middelmatigheid. Als we evenveel van anderen eisen als van onszelf, bewijzen we dat we allemaal evenveel waard zijn en dat we respect voor elkaar hebben.
Het idee dat we de grammaticale eisen aan iemands herkomst moeten aanpassen, wijst op een racistische houding: alsof die persoon vanwege zijn herkomst onbekwaam zou zijn om een taal te leren. Toch heb je bij degenen die zulke zaken eruit flappen en voor anderstaligen de weg van de minste inspanning verdedigen, mensen die zelf vlekkeloos Nederlands gebruiken.
Waarom pleiten ze in hun eigen mooie taal voor de middelmatigheid van anderen? Hoe gaan ze met hun eigen kinderen om? Moet je, zodra iets een beetje moeilijker wordt, onmiddellijk de zaak opgeven? Achter die houding gaat een grootschalige laksheid schuil. Die haalt het algemene niveau omlaag, zogezegd om de integratie van nieuwkomers makkelijker te maken, en moedigt sommige ouders aan om de opvoeding van hun kinderen over te laten aan de politie en de staat.
De tragiek van onze samenleving schuilt in het feit dat we onszelf niet meer dwingen om na te denken. We stellen de juiste vragen niet langer, en de principes van burgerschap zijn een grabbelton geworden waaruit je met je ene hand de voordelen van de rechtsstaat kunt kiezen, en met je andere hand kunt stemmen voor een autocraat als Recep Tayyip Erdogan, die vervolgens op al onze wetten spuugt.
Nooit eerder lagen wetenschap en technologie zo in het bereik van iedereen. Helaas hebben we onze kritische zin laten varen en kiezen we steeds vaker voor de weg van de minste inspanning. We zijn bang voor het debat en voor de waarheid, we kiezen systematisch voor een politiek correcte houding. Zo lijkt alles makkelijker. Maar onder dat alles tikt een tijdbom. We dreigen de verwezenlijkingen van de verlichting in een rotvaart overboord te gooien. Laten we liever ons best doen om haar erfenis in stand te houden en laten we de laatste bolwerken tegen de middelmatigheid in stand houden.
Als ikzelf streng moet zijn voor mijn dochter, besef ik dat uit de houding van mijn moeder niet alleen liefde sprak, maar ook respect en vertrouwen. Ik ben me ervan bewust dat het blijk geeft van meer vertrouwen in de ander, van meer zelfrespect ook als je eisen durft te stellen aan die ander. Als ieder van ons bereid was hoge eisen te stellen aan zichzelf en de anderen, dan zouden we beter opgewassen zijn tegen de actuele uitdagingen.